Overzicht toprisico's
In de voorbereiding op deze jaarstukken zijn de risico’s geïnventariseerd en geactualiseerd. In het hieronder weergegeven overzicht zijn de risico's gepresenteerd met de grootste netto impact; dat wil zeggen effect x kans groter dan € 250.000.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontwikkeling weerstandsvermogen Marktontwikkelingen en weerstandsvermogen (CPB februari 2025) De komende jaren laat de Nederlandse economie een gematigde groei zien. Het bbp-volume neemt in 2025 met 1,9% en in 2026 met 1,5% toe. Vooral huishoudens en de overheid stimuleren de economische groei door meer consumptieve bestedingen. De koopkracht herstelt, omdat de loongroei de komende jaren hoger ligt dan de inflatie. Ook lastenverlichting uit het Hoofdlijnenakkoord draagt bij aan de toenemende koopkracht. In lijn hiermee neemt de armoede af, van 3,5% in 2024 naar 2,9% in 2026. De inflatie blijft nog een aantal jaren hoger dan 2%, door de hoog blijvende loongroei en effecten van beleid zoals de btw-verhoging. Voor de gemeenten geeft dit wel een nadeel. De gemeenten krijgen inflatie gecompenseerd op basis van de ontwikkeling van het BBP. De ontwikkeling van de BBP ligt lager dan de inflatie en daarmee ontstaat een tekort in de gemeentelijke begroting. De krapte op de arbeidsmarkt neemt iets af. De werkzame beroepsbevolking is in de tweede helft van 2024 voor het eerst sinds 2020 licht teruggelopen; ook de werkgelegenheid in uren groeide niet verder en de vacaturegraad nam wat af. Dit heeft zich nog niet vertaald in een hogere werkloosheid, omdat ook de participatiegraad wat daalde, maar het zijn de eerste tekenen van een iets afnemende spanning op de arbeidsmarkt. We verwachten dat de werkgelegenheid ook de komende jaren niet veel zal groeien, ondanks de bbp-groei. Hogere loonkosten drukken de winstgevendheid van bedrijven, waardoor de dynamiek op de arbeidsmarkt toeneemt. De werkloosheid loopt licht op naar 4,0% in 2026. Armoede daalt in 2025 en 2026. In 2025 en 2026 daalt de armoede onder personen en kinderen licht, als gevolg van de positieve reële loonontwikkeling, lastenverlichting en stijging van het kindgebonden budget en de huurtoeslag. De armoede ligt ten opzichte van eerdere ramingen op een lager niveau. Deze niveausprong is een gevolg van de overstap op de nieuwe armoededefinitie van het CBS, SCP en Nibud. In maart 2025 verschijnt bij het CPB ook een publicatie over de afstand van mensen in armoede tot de armoedegrens (de armoede-intensiteit). Toelichting op risico's 1. Grondexploitaties Dit risicoprofiel van € 2,7 miljoen bestaat onder andere uit risico’s die worden veroorzaakt door projecten die zich in de beginfase van de ontwikkeling bevinden, zoals het Hof, Waaijakkers, Vestersbos en Businesspark 7Poort II. In deze fase zijn nog veel onzekerheden en kunnen risico’s in de toekomst plaatsvinden. Risico’s waar we geen grip op hebben zoals kostenstijging en vertraging in de gronduitgifte worden daarom meegenomen in het risicoprofiel. De stijging in het risicoprofiel wordt veroorzaakt doordat de verwachting is dat de rekenrente gaat stijgen, omdat voor nieuwe leningen hogere rente betaald moet worden. De belangrijkste reden voor de afname in het risicoprofiel wordt veroorzaakt door het afsluiten van twee deelgrondexploitaties en gesloten overeenkomsten bij Zevenaar-Oost-Wonen. Grondposities |
2. Algemene uitkering
De jaarlijkse verhogingen of verlagingen (het accres) van het gemeentefonds zijn onzeker. De hoogte van de algemene uitkering is mede afhankelijk van omstandigheden die buiten de invloedssfeer van de gemeenten liggen. Daarnaast spelen er voor de komende jaren onduidelijkheden over deze systematiek en de wijze waarop de algemene uitkering (verruiming belastinggebied) zal worden vorm gegeven.
Het risico is bepaald op 1,8 miljoen, dit is 2% van 92 miljoen. Bij dit risico is geen rekening gehouden met de hiervoor beschreven onzekerheden in de komende jaren. Dit is verder op in deze paragraaf beschreven.
3. Verbonden partijen
De totale jaarlijkse bijdrage van onze gemeente aan verbonden partijen is ruim 28 miljoen. Het risico bestaat dat verbonden partijen in een bepaald jaar een hogere bijdrage nodig hebben dan begroot. Dit kan bijvoorbeeld ontstaan bij onverwachte tegenvallers in hun exploitatie. Omdat de verbonden partijen in hoofdzaak niet beschikken over een eigen weerstandsvermogen, worden deze tegenvallers in rekening gebracht bij de gemeente. Door de huidige economische situatie is de kans groter dat er tekorten ontstaan bij verbonden partijen, die zij niet zelf kunnen opvangen.
4. Aantrekken en behouden gekwalificeerd personeel
Zoals opgenomen in de CPB raming blijft de arbeidsmarkt krap. Het gevolg hiervan zien wij terug in het risico in vacatures die langere tijd open staan en soms zelfs niet in te vullen zijn. Met name bij bouwen & wonen, ruimtelijke ordening en sociaal domein staan vacatures open.
Om het noodzakelijke werk op te kunnen leveren, zetten wij van personeel van derden in (inhuur). Het uitgangspunt is dat de kosten van inhuur binnen de formatieve budgetten blijft. De krappe arbeidsmarkt en stijgende inflatie leiden tot stijgende lonen. De hogere lonen leiden tot hogere kosten voor inhuur.
Mocht er ook geen inhuur beschikbaar zijn, dan kan het risico zich voordoen dat geplande activiteiten niet uitgevoerd kunnen worden. Een geplande activiteit niet meer of anders uitvoeren zal ook tijd en geld kosten. Hierbij kun je denken aan extra kosten voor communicatie en kosten voor alternatieve plannen en verantwoording.
Als maatregel voor dit vraagstuk hebben wij ingezet op de ontwikkeling van aantrekkelijke werkgever. We werken aan de doorontwikkeling naar een moderne en professionele organisatie. Gelet op het belang en onze ambitie hierin vervult Zevenaar een bestuursrol in het P&O-netwerk / werken in Gelderland. In de begroting zijn budgetten opgenomen om een aantrekkelijkere werkgever te worden, aangevuld met budget voor recruitment om daarmee de afhankelijkheid van inhuur te beperken en meer te kunnen ontwikkelen. De maatregelen beperken dit risico enigszins.
Als grondslag voor het bepalen van het risico gebruiken wij de geraamde salarislasten als basis. Er is een risico dat wij 5% meer uit moeten geven dan de geraamde salarislasten om de geplande activiteiten te realiseren. Het risico bedraagt daarmee € 1,3 miljoen met een kans van 70%.
5. Prijsstijgingen bij revitaliseringen van de openbare ruimte
In de afgelopen jaren hebben we een aanzienlijke stijging gezien in de prijzen voor lonen, grondstoffen en materieel binnen de grond-, weg- en waterbouw. Sinds 2020 zien we een alarmerende toename van ongeveer 30%. Vooral de asfalteringsprojecten zijn geraakt met een forse stijging van zo'n 45 %. Prijsstijgingen ervaren wij niet alleen in de grond-, weg- en waterbouw maar ook groen en overige objecten van de openbare ruimte hebben te maken met aanzienlijke prijsstijgingen. De beschikbare meerjareninvesteringen in onze begroting hebben onvoldoende buffer om deze prijsstijgingen op te vangen. Investeringen en budgetten voor 2025 worden bijgesteld in de 1ste voortgangsrapportage 2025. De gevolgen voor de meerjarenbegroting worden meegewogen in de het project de financieel gezonde toekomst.
6. Aangescherpte ramingen / budgetoverschrijdingen
In de kadernota 2025-2028 presenteerden we een financieel meerjarenbeeld dat in alle jaren op een fors tekort uit komt. Als gevolg van de financieel onzekere situatie en de daarop gemaakte keuzes is onze begroting gevoeliger geworden voor onvoorziene omstandigheden en onverwachte ontwikkelingen. We zijn genoodzaakt om risicovoller te ramen. Er is sprake van een hoger risico op budgetoverschrijdingen. De budgetten in het sociaal domein zijn in de begroting verhoogd met een indexatie van 1,2 %. Mogelijk is dit percentage niet toereikend en moeten we rekening houden met een hoger percentage. Wij hebben geen hogere indexatie toegepast om één lijn te kiezen voor alle budgetten, ook omdat in 2025 een commissie van deskundigen een advies heeft uitgebracht bij het rijk voor wat betreft de zorgbudgetten en de compensatie die mogelijk wordt gegeven aan gemeenten. Waar dit toe zal leiden is onbekend en betekent een risico in onze begroting.
7. Bylandse brug
De Bylandse brug verkeert in slechte staat en moet op (korte) termijn vervangen worden. Het wegvak over de brug is openbaar en de brug is in particulier eigendom van de steenfabriek Tolkamer (Vandersanden Nederland). De eigenaar stelt dat hij wel eigenaar is maar niet onderhoudsplichtig. De gemeente stelt Vandersanden onderhoudsplichtig is omdat zij in het verleden en nog steeds onderhoud uitvoeren. Er dreigt een juridisch geschil te ontstaan over wie onderhoudsplichtig is. Het risico bestaat dat de gemeente als onderhoudsplichtige wordt aangemerkt en dus ook de kosten voor vervanging op zich moet nemen. In het meerjareninvesteringsplan voor vervanging van kunstwerken is met deze vervanging geen rekening gehouden. De kosten voor vervanging worden geraamd op € 1.500.000 tot € 2.000.000. De kans dat de gemeente volledig opdraait voor vervanging schatten we nu in op 30%.
8. Verduurzaming gemeentelijk vastgoed
Als onderdeel van het integraal accommodatieplan is een financiële doorrekening gemaakt van € 24 miljoen aan verduurzamende maatregelen voor het gemeentelijk vastgoed. Dit gaat om investeringen in nieuwbouw in een tijdshorizon van de komende 20 jaar. Wij schatten in dat een afwijkingsrisico van 25% aanwezig is omdat dit op kengetallen is gebaseerd.
Ervan uit gaande dat we op termijn via de kadernota de investeringsbedragen beschikbaar krijgen, zien wij een risico van zo’n 6 miljoen dat extra investeringen nodig zijn. Het bedrag van € 6 miljoen heeft betrekking op de totale investering voor de komende 20 jaar. Deze totale investering wordt niet in één keer aangevraagd maar jaarlijks een deel op basis van een investeringsprogramma. Voor de risicoberekening gaan we uit van een periode van 4 jaar. We houden rekening met een risico van € 1,2 miljoen (24 miljoen x 25% = 6 miljoen / 5). De kans is 50%.
9. en 10. Sociaal domein
Algemene ontwikkeling
De prognose voor het gebruik van jeugdzorg en Wmo is gebaseerd op de werkelijke uitgaven, verhoogd met de verwachte ontwikkelingen in prijs en aantal cliënten. Wij zijn hierbij afhankelijk van factoren die buiten onze invloedssfeer liggen. Een andere factor die buiten onze invloedssfeer ligt is de beschikbaarheid van zorg. De beschikbaarheid staat onder druk, waardoor inwoners niet gelijk kunnen worden geholpen. Hierdoor bestaat het risico dat alternatieve (tussentijdse) zorg ingezet moet worden. Daarnaast hebben ook niet voorspelde demografische ontwikkelingen invloed op de gerealiseerde kosten. In de monitor sociaal domein wordt u geïnformeerd over de ontwikkelingen in de huidige jaar.
Als algemeen risico wordt op basis van het huidige kostenniveau voor de gemeente Zevenaar een bedrag van € 750.000 aangehouden.
Hervormingsagenda jeugd
In januari 2026 heeft de commissie van Ark in het kader van de hervormingsagenda een tussentijdsonderzoek uitgevoerd.
De Hervormingsagenda Jeugd is noodzakelijk, maar op zichzelf onvoldoende om de problematiek in de jeugdzorg het hoofd te bieden. Dat concludeert de Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd in het rapport ‘Groeipijn’. De commissie roept op om de financiële afspraken tussen het rijk en de gemeenten te herijken.
In de voorjaarsnota heeft het Rijk mede op basis van het rapport compensatie voor 2026 en 2027 toegekend. In totaal ontvangen wij 3,5 miljoen, voor de jeugd ongeveer 2/3 van dit bedrag. We ontvangen ongeveer 1,2 miljoen als structurele bijdrage voor de tekorten jeugdzorg. In 2026 en 2027 wordt het ingroeppad van de korting gedempt. Hiervoor ontvangen wij in 2026 en 2027 ook ongeveer 1,2 miljoen. Vanaf 2028 komen de veronderstelde besparingen met aanvullende maatregelen met een grote omvang weer terug. In de voorjaarsnota wordt geanticipeerd op maatregelen, zoals een eigen bijdrage voor jeugd en verkorte trajecten. De onzekerheid over de haalbaarheid van deze opgave is vanaf 2028 door de maatregelen in de voorjaarsnota groter geworden. In het project financieel gezonde toekomst wordt toegewerkt naar maatregelen om meer grip te krijgen op de tekorten en de tekorten te beperken.
Eigen bijdragen
In de voorjaarsnota 2024 van het demissionair kabinet is een voorstel gedaan om een brede eigen bijdrage in te voeren vanaf 2025. Dit primair als reactie op de stijgende kosten (aanzuigende werking) van de huishoudelijke hulp. De compensatie die gemeenten ontvingen in de algemene uitkering is teruggedraaid, maar de maatregelen zijn nog niet omgezet in wetgeving.
De wetgeving die de invoer van de eigen bijdragen mogelijk moet maken is nog niet in de 2de kamer geweest. Op basis van de laatste communicatie-uitingen zal de eigen bijdrage van af 2027 gaan gelden, dit blijft echter onzeker.
Inflatie/kostenstijgingen
Door de hogere inflatie en stijgende loonkosten (CAO's) nemen de kosten voor zorg toe. In de algemene uitkering ontvangen wij een compensatie die is gebaseerd op de ontwikkeling van het BBP. De stijging van het BBP is (aanzienlijk) lager dan de stijging van de kosten, versterkt door de behoudende inschatting van het CPB over de ontwikkeling van het BBP. Dit aspect is ook onderdeel van de onderhandelingen tussen de VNG en het kabinet in het kader van de voorjaarsnota. Wij blijven in de tussentijd verantwoordelijk voor het opvangen van de kosten die hoger zijn dan wat wij krijgen gecompenseerd.
Voortgang hervormingsagenda/eigen bijdragen/inflatie
Voor al deze onzekerheden en onduidelijkheden in relatie tot de hervormingsagenda, eigen bijdrage en compensatie houden wij rekening met een risico van 5% van het saldo van de bestedingen in programma 6, zijnde 3 miljoen. De kans dat de onzekerheden dit negatieve effect hebben schatten we in op 20%.
11. Dividend deelnemingen
We ramen in de begroting dividendinkomsten van Alliander, Ataro en BNG. Het risico bestaat dat dividendinkomsten lager uitvallen, bijvoorbeeld door tegenvallende bedrijfsresultaten.
12. Tekort I-deel/ BUIG
Gemeenten ontvangen van het Rijk een gebundelde uitkering (BUIG) voor het bekostigen van de uitkeringen. Het risico van het tekort op het BUIG-budget fluctueert. Boven de 12,5% worden tekorten volledig gecompenseerd door de vangnetuitkering. Gemiddeld rekening houdend met vangnetuitkeringen is het tekort € 600.000 en 50%.
13. Wachtgeld wethouders
Om de huidige wethouders te beschermen tegen de gevolgen van werkloosheid na het wethouderschap geldt een wachtgeldregeling. Na het wethouderschap ontvangt een wethouder een Appa-ontslaguitkering, tenzij de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. Dit is geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Waarom het wethouderschap beëindigd is hierbij niet van belang; het recht op de uitkering bestaat ongeacht de reden van het aftreden. De specifieke aanspraak en omvang kunnen pas worden bepaald op het moment dat zich dit voordoet.
14. Uitval ICT-systemen
Een ICT- storing heeft een grote impact op onze gemeentelijke dienstverlening. Het is van groot belang dat beheer en onderhoud op de ICT- omgeving op een adequate manier wordt uitgevoerd. Hierbij wordt de kwetsbaarheid van de RID zichtbaar. Een combinatie van druk op de personele capaciteit, krapte op de arbeidsmarkt, vertraging in projecten en gebrek aan innovatiekracht, dragen er aan bij dat de kwaliteit van de ICT- omgeving onder druk komt te staan. Hierdoor bestaat het risico dat de kans op incidenten toe neemt en wij worden geconfronteerd met kosten. Dit kunnen kosten zijn op het niet beschikbaar zijn van netwerken en/of data door uitval of bijvoorbeeld een hack.
Het risico op incidenten in relatie tot informatieveiligheid zal de komende jaren alleen maar toenemen. Hier moeten we als gemeente voldoende op voorbereid zijn. In het kader daarvan heeft de VNG reeds eerder aandacht gevraagd voor de toenemende kans geconfronteerd te worden met ransomware oftewel gijzelsoftware. In de risico's is nu een bedrag opgenomen van 0,5 mln. met een kans van 50%. Het risico is bepaald op een aantal dagen dat niet gewerkt kan worden als gevolg van het niet beschikbaar zijn van systemen. Als dit het gevolg is van ransomware zullen er naast deze kosten ook andere kosten zijn, zoals het herstellen van data en systemen, inrichten aanvullende maatregelen, verantwoording afleggen over voortgang. De financiële omvang is aanzienlijk groter, maar de kans is kleiner. Met de doorontwikkeling van de RID en het versterken van de I-organisatie wordt dit risico op termijn beter beheersbaar.
Risico's van omvang niet in opgenomen bij de toprisico's
In de bovenstaande beschouwing zijn de toprisico's beschreven op basis van financiële impact. De afgelopen jaren hebben ons laten zien dat er grote risico's op ons af komen. Waar de kans klein van is, maar de impact groot of waar de gemeente niet direct financieel voor verantwoordelijk is.
Droogte/regenval
Perioden van droogte of grote regenval komen steeds vaker voor. In de afgelopen jaren zijn door de lage grondwaterstand problemen met woningen in onze gemeente ontstaan. Hoewel dit risico niet direct financieel is voor de gemeente, heeft onze gemeente wel zorgplicht naar zijn inwoners. Ambtelijke en bestuurlijke capaciteit wordt beschikbaar gesteld om onze inwoners te ondersteunen. Waar nodig worden ook beperkte budgettaire aanvragen gedaan. De invloed die wij als gemeente op dit vraagstuk hebben is beperkt, maar wij dragen bij aan de globale doelstellingen waar nodig en mogelijk. De kans van dit risico wordt dus steeds groter, maar de impact blijft beperkt. Hierdoor staat deze niet in de top 10.
"Ravijnjaren"
Door verschillende ingrepen door de kabinetten in de afgelopen 10 jaar komen in 2026 al deze effecten ineens naar boven. Als gevolg hiervan wordt vanaf 2026 de algemene uitkering 2,4 miljard lager. Daarnaast loopt het verwachte tekort in het sociaal domein in 2028 op naar 3,2 miljard. Als laatste is door het vorige kabinet de inflatiecompensatie (trap-op-trap-af) gewijzigd naar een compensatie op basis van de ontwikkeling van het BBP. Door een lage inschatting van de ontwikkeling van het BBP door het CPB krijgen gemeenten ongeveer 400 miljoen te weinig aan compensatie. Daarbij nog niet betrokken het verschil tussen de ontwikkeling van het BBP en de inflatie op met name personele kosten.
De Raad van het Openbaar Bestuur (ROB) heeft meerdere rapporten opgesteld dat de (financiële) verhoudingen binnen de overheid en specifiek de rijksoverheid en lagere overheden moet worden herstelt. In de voorjaarsnota 2025 zou hier een eerste stap in gezet kunnen worden. Maar het blijft onduidelijk of het rijk daar invulling aan gaat geven.